Deze kleurslag toont het visitekaartje van ons ras. Een kleurslag welke zijn ups en downs heeft gehad. Als een van de eerste kleurslagen zijn ze destijds in de standaard van het Fries hoen opgenomen en sindsdien hebben ze altijd een relatief goede basis gehad. Het wit en zwart geeft een mooi contrast. Maar heeft ook tot gevolg dat de keurmeester vaak wel wat op te merken heeft over de intensiviteit van de zwarte pellen.
In groot zijn ze vrij zeldzaam, in kriel zijn er meer fokkers van.
De kleur kenmerkt zich door een zilverwitte grondkleur die zonder crème over het lichaam van de haan en de hen moet liggen. Bij de haan volgt vervolgens een zwarte staart met om de sikkels en bijsikkels een zo scherp mogelijk begrensde zilverwitte zoming.
Bij de hennen zien we een peltekening op het hele lichaam op de bovenborst en hals na. In de staart en slagpennen zien we een iets grovere pelling dan op de rest van het lichaam. Karakteristiek voor het Friese hoen is de pelvorm die de vorm van een tarwekorrel moet hebben en de veerschacht en rand niet mag raken. Paarsgewijs zien we deze pelling op de veren liggen, waarbij de grote en plek van de veer bepalend is voor het aantal pelparen wat er op een veer is te zien.
De meest voorkomende fouten die we bij deze kleur zien is nogal veel geel/crème in de grondkleur, geen of te brede sikkelzoom bij de haan en een verwaterde pelling. Dat wil zeggen dat de pellen onvoldoende zwart zijn en dat er wit doorheen schijnt, de pellen zijn min of meer grijs. Doordat de kleurslag goed is doorgefokt mogen we hoge eisen stellen aan het type, grondkleur, kopversierselen en de pelling.